Het blauwe Groene Hart
Voor waterliefhebbers is het Groene Hart een waar Eldorado. Zeilen, roeien, kanoën, suppen, surfen, zwemmen, het kan allemaal. Stil glijden in een kano door uitgebreide natuurgebieden van de Nieuwkoopse en Reeuwijkse Plassen of sportief zeilend aan de wind op de grotere meren, de Braassemermeer en Westeinder Plassen. En op warme dagen heerlijk met z’n allen afkoelen en spelen in het water van een van de vele brede sloten, vaarten of weteringen. Er liggen weliswaar geen zwembadtegels op de bodem, maar in buitenwater zwemmen is een heerlijke ervaring. Veel van onze Groene Hart Logies liggen aan het water, dus wij kunnen het weten.
Achtergrond van al dat water
Van oudsher bestaat het Groene Hart uit lage moerasachtige gebieden, die in de loop der eeuwen zijn ontgonnen en drooggelegd. Het Hollandse en Utrechtse veengebied is van de 11e tot de 13e eeuw systematisch ontbost, ontwaterd en in cultuur gebracht voor landbouw. Door inklinking daalde de bodem en werd het toch weer te nat en alleen nog maar geschikt als weidegrond, vooral groen dus.
Cope-systeem: lange smalle stroken
Bij het ontginnen is de grond destijds verdeeld volgens het cope-systeem. Een cope is een middeleeuws contract om een gebied te mogen ontginnen, dat door de Graaf van Holland of de Bisschop van Utrecht werd uitgegeven. Zo’n stuk land was altijd ongeveer 1250 meter lang en 113 meter breed; lange, smalle stroken dus. De boerderij van de ontginner stond aan het begin. Van daaruit groeven ze sloten voor de afwatering naar een rivier of de voorwetering, waaraan de boerderij lag. Aan het eind van de kavel kwam een achterkade tegen het water van het veengebied aan de achterzijde. Daar loopt vaak ook een achterwetering. Zo ontstond het kenmerkende Nederlandse weiden- en polderlandschap.
Turfwinning
Vanaf de 15e eeuw werd veel grond in Het Groene Hart vervolgens weer afgegraven voor turf om als brandstof te dienen. Daarvoor werd de turf op legakkers te drogen gelegd. Dat waren smalle stroken land in het water. Bij de Nieuwkoopse Plassen is die structuur nog goed te zien. Op andere plaatsen werden die legakkers ook afgegraven of ze sloegen door het water weg, waardoor grotere plassen zijn ontstaan, zoals de Westeinder Plassen en de Langeraarsche Plassen.
Er was nog veel meer water in het gebied, maar veel verveningsplassen zijn drooggemalen omdat het water te groot werd en op sommige plekken de steden bedreigden, dat zijn nu de laagliggende polders.
Droge voeten
Om in het groene en waterrijke gebied droge voeten te houden, is een ingenieus systeem van bemaling nodig. U ziet de verschillende niveaus als u door het gebied rijdt. De waterschappen zijn constant bezig met het waterpeil op hoogte te houden. Laag genoeg om boeren hun land te laten bewerken, hoog genoeg voor plas-dras gebieden waar de natuur haar gang kan gaan. Water vasthouden bij droogte, wegpompen bij zware regenval. Nu gaat dat natuurlijk helemaal machinaal en computergestuurd. Vroeger wemelde het hier van de molens, later namen stoomgemalen de waterhuishouding over. In Kamerik wordt het oude stoomgemaal Teylingens dit jaar weer in oude glorie hersteld. Als u echt wilt weten hoe al dat water georganiseerd werd en wordt, ga dan kijken bij Poldermuseum Gemaal De Hooge Boezem bij Haastrecht. Daar leggen ze het precies uit.